De Heidemij verrichtte pionierswerk bij het ontginnen van de woeste gronden, eerst met de hand en later met de ossen- en stoomploeg. In 1906 huurde de Heidemij een massieve stoomploeg in van firma Ottomayer uit Westfalen, die vooral in Brabant werd ingezet vanwege een tekort aan landarbeiders. Om de ploeg in bedrijf te houden waren maar liefst drie wagens met water, brandstof en reserveonderdelen nodig, met daarnaast nog een woonwagen voor het bedienend personeel en enkele paarden. Met de ossenploeg werd de grond tot circa 40 cm diepte bewerkt en op akkers gelegd. De uitgeploegde groeven werden vaak tot greppels uitgegraven en in verbinding gebracht met het afwateringssysteem om overtollig water af te voeren. Met de stoomploeg kon aanmerkelijk sneller en dieper worden geploegd dan met de ossenploeg. Er werd een kantelploeg gebruikt, die tussen twee locomobielen (draagbare stoommachines) heen en weer werd getrokken en het land vol bewerkte, waardoor de grond niet meer op de akkers gelegd hoefde te worden. Vanaf 1910 werden de stoomploegen door tractoren vervangen.
Extra informatie over diverse soorten ploegen en andere landbouw- en grondverzetmachines gebruikt door de Heidemij vindt u hier.