Het huidige Nederlandse landschap is grotendeels door menselijk ingrijpen gevormd. Begin 19e eeuw was de Nederlandsche Heidemaatschappij voorloper in het ontginnen van woeste gronden. Zij adviseerden over ontginningen en gaven leiding aan het ontginningswerk. In heel Nederland zijn in het landschap de resultaten van de toenmalige ontginningen terug te vinden.
Uitgestrekte heidevelden zonder enig economisch doel namen vroeger grote delen van het zandlandschap in. Vanuit de private sector werd besloten deze heidegronden te ontginnen en te bebossen. De Nederlandsche Heidemaatschappij zou hierin een grote rol spelen. De schrale zandgronden op bijvoorbeeld de Sallandse Heuvelrug waren uitermate ongeschikt voor landbouw, wat commercieel gezien de meest gunstige oplossing zou zijn. Daarom werd gekozen voor bebossing. Om bos te planten moest eerst de grond worden voorbewerkt, het zogenoemde ‘ontginnen’ door middel van beplantingsgreppels. Dit werd aanvankelijk gedaan met de hand, daarna met de ossenploeg en vanaf begin 20e eeuw met de stoomploeg. Dat was echt pionierswerk van de Nederlandsche Heidemaatschappij. Nadat zich onder het bos een humusrijke groeilaag had gevormd, zou het bos eventueel omgezet kunnen worden in landbouwgrond. In veel gevallen werd de laatste stap niet ondernomen en bleef een gebied bos, zo ook de Sprengenberg op de Sallandse Heuvelrug.