Bosbouw

In de eerste jaren van het bestaan van de Heidemaatschappij werd vooral gewerkt aan de ontginning van woeste gronden en de aanleg van bossen. Eind 19e eeuw werden de woeste gronden en duinen ten behoeve van de houtproductie vooral bebost met de grove den. In de 20e eeuw veranderde de functie van het bos en werden ook recreatiebossen aangelegd. Een belangrijk voorbeeld is de Hoge Veluwe.

Familie Kröller-Müller en de Hoge Veluwe

Anton en Helene Kröller-Müller stonden aan het einde van de 19e eeuw aan het hoofd van een succesvol internationaal scheepvaartbedrijf. In zijn vrije tijd jaagde Anton Kröller graag en vanaf het begin van de 20e eeuw kocht hij daarvoor grote stukken land op de Veluwe. Op die manier creëerde hij het aaneengesloten landgoed ‘De Hooge Veluwe’.

Kröller wilde weten in welke staat zijn nieuwe landgoed verkeerde en liet door de Heidemaatschappij de stand van zaken opnemen. Hij vroeg deze organisatie ook om advies voor het bosbeheer. In 1918 stelde E. Karitzki uit Pruisen in samenwerking met de Heidemaatschappij een tienjarig bosbeheerplan op. Het toenmalige bos bestond vooral uit vroege aanplantingen van grove den en zomereik. De oudere bossen bestonden vooral uit hakhout of strubben (struikgewas).

Volgens Karitzki en de Heidemaatschappij verkeerde het bos in slechte staat. In hun plan stond de economische rentabiliteit van het bos voorop. Er werd een dennenbos aangelegd, de eikenbomen werden omgevormd tot opgaand bos en er werden verschillende nieuwe soorten aangeplant. De aanpak wierp vruchten af: in korte tijd verbeterde de wildstand aanzienlijk. Er werden in het noorden vooral beboste delen aangelegd, terwijl er in het zuiden ruimte werd gemaakt voor een open wildbaan.

Landgoed ‘De Hooge Veluwe’ voor 1935

De Heidemaatschappij en Bosbouw

In de 19e eeuw heerste er een economisch klimaat waarin de overheid goede voorwaarden schiep voor bosbouw en ontginningen, waarbij de uitvoering in handen was van organisaties zoals de Heidemaatschappij. Het ontwikkelen van buitenplaatsen zoals de Hooge Veluwe is een typisch voorbeeld van deze verhoudingen. Bosbouw blijft tot ver in de 20e eeuw één van de belangrijkste economische pijlers van de Heidemaatschappij. In feite was de Heidemaatschappij de grootste hovenier van Nederland en samen met dochtermaatschappij Foreco zelfs actief in de houthandel.

Vanaf de jaren ’80 van de vorige eeuw namen de activiteiten van de Heidemaatschappij op dit gebied af. In 1982 stopte het bedrijf met de houthandel, waardoor ook het belang van bosbouw afneemt. Vanaf deze periode komen steeds meer natuurgebieden in handen van Staatsbosbeheer en provinciale landschapsorganisaties. De investeringen in de groene sector en het landelijk gebied liepen terug, terwijl de investeringen in infrastructuur en stedelijk gebied juist toenamen. In een veranderde sector bleef bosbouw echter een belangrijk onderdeel van de activiteiten van de Heidemij (en later Arcadis).

Boschweg landgoed ‘De Hooge Veluwe’

Uw browser is verouderd

Update uw browser voor een optimale weergave. Nu updaten

×